Eilanden

Het leerlandschap kent drie eilanden. Praktiseren: leren door wat zich voordoet in het primaire proces. Onderzoeken: leren door opdoen van nieuwe kennis, inzichten, vaardigheden. En creëren: leren door maken van nieuwe diensten en producten.

 

 

Praktiseren

Praktiserend leren is leren in het werk. Leren is alle dingen die je doet als je niet meer weet wat je moet doen. Leren in het werk is dus overwegend informeel leren. De grootste bedreiging daarvan is routine.
Praktiserend leren is afhankelijk van variatie in het werk, verantwoordelijkheid voor anderen dragen, variatie in samenwerken intern, met collega’s en extern, met klanten en ontwikkelingen in de buitenwereld. De hoofdvraag blijft: hoeveel gelegenheid hebben werknemers om impliciet te leren in het werk?

Kernzin:

  • Leren door wat zich voordoet in het primaire proces ten behoeve van het verbeteren van de dagelijkse praktijk.

Typeringen en voorbeelden:

  • Doorbreken van routines en vaste patronen
  • Veranderen van rollen, taken en samenwerkingsverbanden
  • Wisselen van teams, fysiek verschuiven van teams
  • Inspelen op ontwikkelingen en invloeden van buiten
  • Anders inrichten van de werkomgeving, verhuizen, verbouwen
  • Veranderen van manieren van werken in het contact met de klant
  • Werken met projecten en programma’s

Hulpvragen bij het bepalen van de grootte van dit eiland:

  • Hoeveel variatie is er in het werk? In hoeverre kan men bijvoorbeeld leunen op routines, de wisselingen in klussen en inhouden en eventuele organisatieveranderingen; in hoeverre is er sprake van nieuwe manieren van werken, nieuwe systemen, nieuwe tools?
  • Hoeveel invloed heeft de buitenwereld op het werk? Is er sprake van een grote invloed van het economisch tij en maatschappelijke veranderingen? Zijn er veranderingen in regelgeving? Hoeveel invloed hebben klanten en relaties?
  • Hoeveel wisseling is er in de mensen met wie wordt gewerkt? Denk aan de wisselingen van mensen van team of rol, de mate van specialisatie (en dus stabiliteit of vaste aanspreekpunten). Zijn er meerdere personen naar wie men toegaat of heeft iedereen zijn vaste gesprekspartner?
  • Hoe vaak is er terugkoppeling op het werk? Denk daarbij aan de feedbackcultuur. Wie geeft wie feedback en hoe wordt daarmee omgegaan, waarop richt de feedback zich? Worden moeilijke, nieuwe of complexe punten doorgesproken? Hoeveel terugkoppeling krijgt men van buitenstaanders (klanten, ervaringsdeskundigen,…)?
  • Hoe vaak zijn er contacten met klanten/externen? Denk aan de diversiteit die er is in het werken met klanten, zijn dat er veel of weinig en hoe vaak wisselen die? Heeft men ook te maken met interne klanten?

 

Onderzoeken

Het onderzoekend leren betreft alle activiteiten die erop gericht zijn nieuwe kennis, inzichten of vaardigheden op te doen. Tot onderzoekend leren rekenen we:

  • onderzoek doen om een mening of standpunt in kaart te brengen;
  • onderzoek doen voor klanten (zoals een organisatieadviseur dat doet);
  • onderzoek doen om een theorie te toetsen (zoals een wetenschapper);
  • onderzoek doen om kennis beschikbaar te maken voor anderen (zoals kennisintermediairs).

Maar onder onderzoekend leren rekenen we ook ‘klassieke leeractiviteiten’ zoals het bespreken van modellen (managementrollen, communicatiestijlen, feedbackregels) in een training, bedrijfsbezoeken (onderzoeken van best-practices), of het lezen van vakliteratuur (onderzoek van ‘state of the art’ kennis).

Kernzin:

  • Leren dat is gericht op het opdoen van kennis, inzichten en vaardigheden (expliciet)

Typeringen en voorbeelden:

  • Raadplegen van deskundigen
  • Lezen van vakliteratuur (boeken, artikelen)
  • Gebruiken van kennisbanken op intranet en internet
  • Doen van onderzoek naar nieuwe ontwikkelingen
  • Bezoeken van conferenties, kennissessies, andere organisaties
  • Volgen van trainingen en opleidingen
  • Experimenteren met vaardigheden in games

Hulpvragen bij het bepalen van de grootte van dit eiland:

  • Hoe vaak onderneemt men activiteiten gericht op het verbreden van kennis en inzichten? Denk bijvoorbeeld aan het bezoeken van conferenties, trainingen, opleidingen en regulier onderwijs. Hoe wordt daarmee omgegaan? Welke impact heeft het, wordt het gestimuleerd? Wordt dat gedaan vanuit het oogpunt van individuele ontwikkeling of wordt de kennis vergaard vanuit een collectief belang? Zijn er kennisbronnen in de omgeving (intranet, vakliteratuur, kenniscentrum,…) en worden die gebruikt?
  • Hoe vaak vindt onderzoek plaats? Denk daarbij ook aan de diversiteit in aanleidingen voor onderzoek. Gaat het erom inzicht te krijgen om achtergronden beter te begrijpen of om onderliggende verklaringen te zoeken, om een probleem van een klant in kaart te brengen of om in het kader van een opdracht een onderwerp te leren kennen?
  • Hoe vaak haalt men kennis van buiten? Hoe wordt er bijvoorbeeld gekeken naar ontwikkelingen bij klanten, concurrenten en leveranciers? Wordt er iets gedaan met benchmarken? Hoe zijn de contacten met de wetenschap? Komt er kennis binnen van onderzoeksresultaten en nieuwe theorieën? Wordt er gekeken naar andere disciplines of andere beroepsgroepen en hoe zij bepaalde ontwikkelingen vormgeven?
  • Wordt het onderzoeken uitbesteed, of wordt er samengewerkt met intermediaire kenniscentra? Denk bijvoorbeeld aan opdrachten die gaan naar externe onderzoeksbureaus of adviesbureaus. Is er sprake van een gespecialiseerde interne onderzoeksafdeling?
  • Zijn er in de fysieke ruimten voldoende voorzieningen rond kennis? Denk aan een bibliotheek of de aanwezigheid van boeken en tijdschriften, het gebruik van internet, databestanden en dus de aanwezigheid van computers.

 

Creëren

Bij het creërend leren gaat het om het maken, ontwikkelen en ontwerpen van nieuwe diensten en producten. Denk daarbij aan boeken, artikelen of producten, maar ook aan projectplannen, een visiedocument, een plan van aanpak en dergelijke. Wordt het creëren uitbesteed aan externen of aan een aparte interne afdeling, dan wordt er door de organisatieleden natuurlijk nauwelijks creërend geleerd. 

Kernzin:

  • Leren gericht op het tot stand brengen van producten of diensten.

Typeringen en voorbeelden

  • Schrijven en publiceren van artikelen
  • Maken van nieuwe producten of diensten
  • Formuleren van project- of verbeterplannen
  • Ontwikkelen van tools, hulpmiddelen, handleidingen
  • Tot stand brengen van visie- en strategiedocumenten
  • Maken van presentaties en voorbeeldmaterialen
  • Inrichten van kennisbanken

Hulpvragen bij het bepalen van de grootte van dit eiland:

  • Is het creëren van iets voor anderen een logisch onderdeel van het werk? Denk bijvoorbeeld aan een journalist die een nieuwsitem maakt, een adviseur die een offerte of advies opstelt, een wetenschapper die een onderzoeksplan of publicatie maakt.
  • Wordt er regelmatig gecreëerd of gepubliceerd? (voor intern of extern gebruik)? Denk niet alleen aan publicaties (artikelen, boeken) of presentaties, maar ook aan handleidingen, formats of hulpmiddelen. Aan werkplannen, projectplannen en verandervoorstellen, of aan nieuwe diensten of producten.
  • Wordt er veel samengewerkt aan productontwikkeling/ontwikkeling van diensten? Denk aan samenwerking tussen collega’s die elk hun eigen expertise, interesse, ambitie of gewoon mankracht meebrengen.
  • Zijn er binnen de organisatie regels of afspraken over productinnovatie en wordt er ruimte geboden voor inspiratie en creativiteit? Hoe zit het bijvoorbeeld met de tijdsinvestering of de benodigde fysieke ruimte? Worden inspiratie en creativiteit gewaardeerd? En hoeveel openheid is er ten opzichte van vernieuwing, hoeveel belang wordt eraan gehecht? Is dat dan door een beperkt aantal personen, door specifieke functies of is dat iets wat gedragen wordt door de organisatie in haar geheel?
  • Wordt het ontwikkelen uitbesteed? Is er een aparte interne ontwikkelafdeling? Worden opdrachten toegekend aan individuen of werkgroepen? Of wordt er uitbesteed aan externe organisaties? En wat komt waar terecht en waarom?