Polders

Naast bruggen zijn polders de andere manier van verbinden van eilanden. Ze combineren telkens de processen van twee eilanden met elkaar. Het zijn geavanceerde collectieve vormen van gecombineerd leren en werken. Doordat leren en werken hier evenveel aandacht krijgen, is de investering in tijd en ruimte wat groter dan bij eilanden of bruggen en de uitkomst minder exact te formuleren. Daar staat tegenover dat transferproblemen kleiner zijn.

 

 

Onderzoekend praktiseren

Bij onderzoekend praktiseren wordt de eigen werkpraktijk door de organisatieleden zelf onderzocht of worden nieuwe inzichten al experimenterend ingebracht om te verkennen wat werkt. Doel is de kwaliteit van het eigen werk samen met anderen te verbeteren. Onderzoekend praktiseren is in essentie praktisch, maar het is méér dan actie. Het element van onderzoek vraagt afstand nemen, observeren, monitoren, reflecteren.

Kernzin:

  • Leren door onderzoeken in en van het dagelijkse werk.

Typering en voorbeelden:

  • Werk vertraagt, maar staat niet stil
  • Samen uitdiepen van praktische vraagstukken
  • Uitvoeren van tussentijdse, praktijkgerichte evaluaties en reviews
  • Uitwisselen van kennis en meteen betrekken op het werkproces
  • Vertraagd uitvoeren van het werk om samen stappen te verhelderen
  • Inzetten van korte kennisimpulsen tijdens werksessies 

Hulpvragen bij het bepalen van de grootte van deze polder:

  • Vindt er onderzoek naar het eigen werk plaats? Denk bijvoorbeeld aan het reflecteren op werkprocessen, het vergelijken van werkresultaten, het opsporen van best-practices in de eigen praktijk, om direct het eigen handelen te kunnen verbeteren.
  • Hoe vaak dwingen ontwikkelingen in de organisatie tot samen leren? Denk bijvoorbeeld aan de noodzaak tot vernieuwing/innovatie, aan veranderingen of ontwikkelingen in de organisatie of omgeving. Op momenten dat er geen tijd en ruimte is om eerst te onderzoeken en dan pas tot actie over te gaan, maar het in een continue afwisseling vorm krijgt. Denk ook aan de hoeveelheid tijd dat men niet kan leunen op routines. Klussen die nieuw zijn en onder druk moeten worden geklaard.
  • Is men samen met collega’s bezig met nieuwe kennis en inzichten? Worden nieuwe kennis en inzichten tussen collega’s uitgewisseld, wordt collega’s gevraagd om uitleg, worden meningen van anderen onderzocht en meteen meegenomen in beslissingen en nieuwe handelingswijzen?
  • Zijn er vormen van samen kijken naar het eigen werk georganiseerd? Denk bijvoorbeeld aan intervisie (samen casuïstiek van dit moment bespreken om het handelen van morgen te sturen), vakgroepen of leergroepen (communities of practice), coaching, mentoring en andere vormen van begeleiding die een vast onderdeel van de organisatie uitmaken.
  • Is er systematische kwaliteitszorg? Denk aan geïnstitutionaliseerde vormen van kwaliteitszorg en evaluatie, aan het systematisch terugkijken op wat goed en niet goed ging (evaluaties), aan het zoeken naar oorzaken van falen en successen, met het oog op directe bijsturing. Niet alleen om overzicht en inzicht te krijgen, eerder om continue aandacht voor kwaliteit te verzorgen. Ook in gesprek met klanten.

 

Onderzoekend creëren

Bij onderzoekend creëren ontstaan in de afwisseling van onderzoeken en creëren tegelijkertijd nieuwe producten en diensten en nieuwe kennis en inzichten. Mensen doen kennis op door iets te maken of te proberen.

Kernzin:

  • Leren door creatie en onderzoek te combineren.

Typeringen en voorbeelden:

  • Al onderzoekend iets nieuws maken
  • Ontwikkelen van prototypes
  • Succesvolle ervaringen uitdiepen
  • Onderzoekers en ontwerpers samen laten werken
  • Maken van nieuwe producten die niet meteen praktisch toepasbaar zijn

Hulpvragen bij het bepalen van de grootte van deze polder:

  • Hoe vaak verwerven mensen nieuwe kennis en inzichten door iets te maken? Worden er bijvoorbeeld wel eens nieuwe producten gemaakt om ervan te leren, om te verkennen wat de mogelijkheden zijn? Wordt een nieuwe dienst wel eens geïntroduceerd om al doende kennis op te doen? Of wordt een handleiding wel eens geschreven om na te gaan wat er nog niet klopt of om te verhelderen waar een probleem zit?
  • Hoe vaak is er een prototype van nieuwe diensten en producten? Denk aan het hand in hand opgaan van onderzoek naar een nieuw product en het verder ontwikkelen.
  • Hoe vaak werken onderzoekers en ontwerpers samen? Wordt bijvoorbeeld bij het maken van een prototype de dialoog opgezocht tussen ontwerpers en wetenschappers, of werken organisaties of organisatieonderdelen samen?
  • Hoeveel ruimte en tijd is er om nieuwe producten, inzichten, werkwijzen uit te balanceren? Moet het in één keer werken? Is er ruimte voor falen? Wat zijn de verwachtingen rondom nieuwe producten en plannen? Hoeveel moet er duidelijk en bekend zijn voordat wordt overgegaan tot creatie? Is er ruimte om uit te proberen en de sprong in een vroeg stadium te nemen met een fiftyfiftykans op slagen?
  • Hoe vaak doen mensen nieuwe kennis en inzichten op door te werken aan een publicatie of presentatie? Denk bijvoorbeeld aan de bewuste keuze om een succesvolle ervaring uit te bouwen door met elkaar te publiceren en dus de werkbare bestanddelen te expliciteren en te vangen in een bruikbare handreiking.

 

Praktiserend creëren

Praktiserend creëren is het versmelten van de praktijk met het creatieproces, waarbij mensen op de werkvloer samen werken aan het ontwikkelen van nieuwe producten of diensten. Het gaat erom dat betrokkenen zelf of in nauwe samenwerking met (toekomstige) gebruikers nieuwe diensten of producten maken.

Kernzin:

  • Leren door in de praktijk te creëren.

Typeringen en voorbeelden:

  • Nieuwe producten werkenderwijs tot stand brengen
  • Veelvoorkomende patronen in het werk in tools vangen
  • Beschrijven en delen van best practices
  • Maken van halfproducten die ondersteunend aan het werk zijn 

Hulpvragen bij het bepalen van de grootte van deze polder:

  • Hoe vaak vindt er gezamenlijke vernieuwing plaats? Denk aan het in de praktijk samen ontwikkelen van een nieuwe manier van werken, een nieuwe visie, een nieuw systeem of instrument.
  • Hoe vaak worden in het werk plannen gemaakt? Samen plannen maken in en om het eigen werk is een mooi voorbeeld van co-creatie. Denk aan werkplannen, projectplannen, beleidsplannen
  • Hoe vaak inspireren collega’s elkaar en stimuleren ze elkaar? Denk aan associëren, van perspectief wisselen, vraagstukken of oplossingen integreren. Met andere woorden is er ruimte en aandacht voor het inspirerende gesprek? Denk aan ‘vakdagen’ of inhoudelijke ontmoetingen, niet alleen gericht op terugkijken of reflecteren, maar op het ontdekken van iets nieuws.
  • Hoe vaak komen nieuwe producten en diensten werkenderwijs tot stand? Denk aan de momenten dat iets ineens blijkt te werken, terwijl men wellicht niet eens weet waarom, of een nieuwe werkwijze die bijna toevallig lijkt te ontstaan, of een nieuw product dat ontstaat als spin-off van een project.
  • Hoe vaak worden er nieuwe manieren van werken bedacht of gepland? Hoe is eigenlijk de gerichtheid op het verbeteren van de manier van werken? Hoeveel ruimte is er om dat in het dagelijkse werk te laten gebeuren, in plaats van door een stafafdeling?

 

Pionieren

Pionieren is een polder in het centrum van het landschap, het is onverbrekelijk verbonden met een specifieke praktijk. Bij pionieren staat het vertrek vanuit het niets centraal. Creactie, onderzoek en praktijk worden gecombineerd om nieuwe praktijken tot stand te brengen

Kernzin:

  • Leren door in een nieuwe praktijk op te bouwen.

Typeringen en voorbeelden:

  • Experimenteren en onderzoeken om nieuwe praktijk tot stand te brengen
  • Met elkaar zoeken naar nieuwe manieren van werken
  • Vrijstellen van mensen om dit voor elkaar te krijgen
  • Uitvoeren van pilots op bepaalde terreinen

Hulpvragen bij het bepalen van de grootte van deze polder:

  • Hoe vaak wordt er ruimte gemaakt om te experimenteren en nieuwe manieren van werken uit te proberen?
  • Hoeveel druk ligt er op de planmatigheid? Wordt van alle initiatieven een projectplan verwacht voordat er actie kan worden ondernomen? Is er gelegenheid om zonder plannen vooraf met elkaar op zoek te gaan naar nieuwe praktijken?
  • Is de heersende mentaliteit er eentje van: doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg? Of is het er eentje van: doe eens gek, wie weet wat je voor moois tegenomen?
  • Is er ruimte voor mensen om zonder zekerheid over proces of resultaat te werken? Worden mensen aangespoord te dromen en vrij te denken?
  • Worden voor vraagstukken die echt nieuw zijn vrije ruimte georganiseerd?
  • Worden er regelmaat pilots neergezet in de organisatie?